Dharamsala en McLeod Ganj info:
Toen de Dalai Lama na de opstand in 1959 tegen de Chinese overheersers uit Tibet vluchtte, werd Dharamsala door de Indiase premier Nehru aangewezen als locatie voor de Tibetaanse regering in ballingschap. Sindsdien wonen er vele duizenden Tibetaanse vluchtelingen, voornamelijk in McLeod Ganj (naam komt van Engelse gouverneur Mc. Leod en Ganj is Hindi voor markt). De plaats wordt ook wel Boven Dharamsala genoemd.
Toen de Dalai Lama na de opstand in 1959 tegen de Chinese overheersers uit Tibet vluchtte, werd Dharamsala door de Indiase premier Nehru aangewezen als locatie voor de Tibetaanse regering in ballingschap. Sindsdien wonen er vele duizenden Tibetaanse vluchtelingen, voornamelijk in McLeod Ganj (naam komt van Engelse gouverneur Mc. Leod en Ganj is Hindi voor markt). De plaats wordt ook wel Boven Dharamsala genoemd.
De Dalai Lama bereikte deze plaats na een gevaarlijke vlucht te voet over de Himalaya. Vervolgens werden hier veel Tibetaanse tempels en scholen gebouwd. De stad wordt daarom in de volksmond Klein Lhasa genoemd. Naast de residentie van HH de Dalai Lama zijn er o.a. Tibetaanse musea, kunst- en nijverheid instituten, Boeddhistische kloosters, een Tibetaans kinderdorp en het Tibetan Institute of Performing Arts (TIPA) gevestigd. Dit geheel van Tibetaanse zaken heeft gemaakt dat de laatste 35 jaar een ononderbroken stroom westerlingen de gang naar Dharamsala gemaakt heeft om kennis te nemen van de Tibetaanse cultuur, hier te studeren, zich de Tibetaanse taal eigen te maken, cursussen thangka-schilderen te volgen, dan wel in de hoop een audiëntie met de Dalai Lama te verkrijgen. Daarbij een grote stroom hippies uit het Westen.
Als de Dalai Lama in zijn residentie is, leidt hij hier vaak de dagelijkse ceremonies. Het grootste deel van het jaar reist echter hij over de gehele wereld, hoewel hij kenbaar heeft gemaakt dat te gaan matigen. De arme man moet helemaal gek worden van al die dweperige westerlingen, die elke keer weer met dezelfde vragen komen en hopen op zijn wijze woorden. Maar veel Tibetanen profiteren van de westerse bezoekers en hebben hier bloeiende neringen, variërend van curosiawinkeltjes, tapijtknoperijen tot hotels, restaurants, guesthouses en reisbureautjes. De oorspronkelijke hindoebevolking voelt zich zelfs achtergesteld bij de Tibetanen.
Koeien verlaten de stal van de achterbuurman beneden ons en klimmen de trappen op naar de straat, vanavond zullen ze uit zichzelf weer terug keren. Vanmorgen eerst ontbijten in de vorm van een grote kom yoghurt met vruchten (het voordeel van een toeristische plaats) bij een Tibetaanse mevrouw die haar restaurant prima op orde heeft. Om weer in het hotel te kunnen moeten we eerst een koe een duw geven die voor de hoteldeur staat. We doen rustig aan en genieten op ons kleine balkon van de omgeving.
Schuin naast ons hebben we zicht op een groepje monniken die op een plat dak bezig zijn vuur te maken.
Als goede buren zijn we nieuwsgierig wat ze toch aan het doen zijn (Tom Waits zou dat ook zijn en er een lied bij maken, “What’s He Building”).
Mc Leod Ganj ligt op een 1800 meter en rondom zien we de toppen van 5600 meter waar nog sneeuw op ligt.
In de boom zit een roodkop papegaai, door zijn groene kleur is hij moeilijk te zien. Zwermen parkieten vliegen voorbij, terwijl de apen (makaken) over de zinken daken springen.
Onder in het struikgewas zien we een fret, die verjaagt wordt door een vogel, waarschijnlijk heeft hij het op de eieren voorzien. Op een plat dak vlak onder ons ligt nog een fret met zijn drie jonkies in de zon te spelen. We denken althans dat het fretten zijn, als we het mis hebben horen we het graag, evenzo voor de arend.
Je zou bijna denken dat hier het paradijs is. Maar als je de straat op gaat wordt je geconfronteerd met de talrijke bedelaars. Het is vaak moeilijk uit te maken aan je wie echt iets moet geven. Wie heeft echt iets nodig en wie speelt er handig in op je emotie. Er zijn er bij, waarbij je de neiging hebt om te zeggen "ga toch werken", en anderen, waarvan je denkt dat ze wel paar ruupies kunnen gebruiken omdat ze het heel slecht hebben. Maar wie wel en wie niet wat geven blijft moeilijk.
Je wilt wel eens iemand helpen, maar kunt niet aan de gang blijven. zoveel verminkte en misvormde mensen. Je kunt dan niet veel anders doen dan doorlopen en oogcontact vermijden. Armoede is slopend, maar ze is altijd erger wanneer je haar naast rijkdom ziet.
Een klein jongentje maakte An in redelijk Engels duidelijk dat hij honger had en geen geld wilde maar melk. Dat leek haar een goede reden met hem naar de winkel te gaan om een pak melk voor hem te kopen. Maar in de winkel gaf hij aan dat hij geen gewone melk wilde, maar de veel duurdere melkpoeder. Verontwaardigd stapte ze de winkel uit zonder iets te kopen, hij kon barsten, deze kleine gluiperd.
Ook niet paradijselijk en waarschijnlijk ook niet overeenkomstig de leer van Boeddha, die verdraagzaamheid bepleit, is het verkeer in de nauwe straatjes van McLeod Ganj. Het gemotoriseerd verkeer scheurt a-sociaal hard tussen de mensen door. Luid claxonerend denkt men de voetgangers aan de kant te krijgen. Opvallend voor ons is dat de Indiërs dit als heel normaal ervaren en aan vlot de kant spatten. Wij westerlingen zijn daar toch wat stugger in en vinden dat we als voetganger ook bepaalde rechten hebben. Maar het is heel onverstandig die rechten op te eisen zo ervaar ik een paar keer.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten